Jakarta

Momenteel zit ik in een Indonesische versie van een internet-cafe, dat heel toepasselijk Warnet heet hier. Aan alle kanten wordt hard geschoten en de mega-geluiden van allerlei games zijn niet van de lucht.

Waarschijnlijk weet ondertussen wel zo’n beetje iedereen dat ik weer op reis ben. Ik had dat voor 2011 en 2012 niet gepland, maar door veel veldwerk van de zomer had ik ineens 15 dagen overwerk staan. Niets heftigs, maar zowat de hele zomer 9 of 10 uur per dag en dat loopt hard op. Het was geen straf en het werk moest af, dus heb ik nu veel tijd over. En wat doen je dan? De hele maand februari op de bank liggen en niets doen was een optie, maar dat was een beetje zonde.
Laten uitbetalen kon ook, maar ik voldoe al aan de NIBUD-norm voor de hoeveelheid spaargeld, dus dat was ook niet heel zinvol. Dus maar weer op reis.

Het is Indonesië geworden. Borobudur trok al langer, maar ik heb me nu over de visum perikelen heen gezet. Dat is met dank aan Leonie ook helemaal gelukt. Dus zit ik 32 dagen in de Gordel van Smaragd. Ik vlieg op Jakarta en reis via land over Java en Bali naar Denpasar, vanwaar het vliegtuig me via Hong Kong weer naar huis brengt, op tijd terug voor mijn verjaardag.

Zoals elke verre reis begint dat met een vliegreis. Die verliep redelijk. We vertrokken om halftwee Nederlandse tijd en om drie uur ging de zon onder. Dus ik heb zowat de hele reis in het donker gevlogen, dat maakte een poging tot slapen wat gemakkelijker. Het uur wachten in Hong Kong was wel zwaar, maar heb dat ook overleefd. Vanaf het vliegveld heb ik een reguliere bus gevonden, die me voor het hotel afzette, dat was een goed begin. Ook kon ik toch nog een extra nacht Jakarta bijboeken (had ik in Nederland geprobeerd, maar het hotel was vol, zeiden ze).

Daarna ging ik meteen de stad in. Ik kreeg een heel overzichtelijk kaartje en daarop had ik het gevoel dat ik wel naar het hart van de stad kon lopen. Dat werd me door het personeel afgeraden, veel te ver en veel te gevaarlijk. Dat gevaarlijk viel wel mee, maar wat dat ver betreft hadden ze wel een beetje gelijk: ik liep er anderhalf uur op. Aan de andere kant kreeg ik wel een goede indruk van de stad. Het is Bangkok meets Istanboel meets Parijs. Laat ik dat toelichten: het is duidelijk een zuidaziatische hoofdstad met mega-toren flats en mindere wijken ertussen. Het is druk. Zoiets als de ring van Amsterdam om 5 uur met daartussen alle brommers uit de stad. Niet alleen netjes links (ze rijden aan de andere kant van de weg), maar overal: links, rechts, midden en tussen de auto’s rijden brommers en motoren. Dat is ook wel goed te begrijpen. Ik deed vanochtend van het hotel naar het station (een rit van 5 km) ruim drie kwartier met de taxi. Op twee wielen gaat dat een heel stuk sneller. Als voetganger ben je slechter af als in Istanboel. Er zijn wel trottoirs, maar die zijn door jan-en-alleman in gebruik als restaurant, parkeerplaats of er zitten grote gaten in zodat je ineens in het riool kunt storten.

Het grote stadspark, met het nationaal monument heb ik wel gehaald. Het is een soort obelisk met een verlichtte vlam. Als je het één keer gezien hebt, dan hoef je er nooit meer heen ;-). Daarna was het tijd om te gaan eten. Ik volgde de Lonely Planet naar een restaurant volgepakt met spullen en motieven van moorse invloeden. Niemand die nu nog ooit kan zeggen dat mijn woonkamer vol is. Het eten was heel goed. Zo wil ik wel vaker sateh eten. Dunne reepjes mals vlees, met een beetje sateh-saus (let wel, niet verdronken in de saus), met daarbij een serdoendeng met limoen, sesam in reepjes suiker, kroepoek en kokosrijst, geserveerd in een groot bananenblad, met daarbij een soepje met diverse groenten. Als al het eten zo wordt, heb ik niets te klagen.

Opvallend was het bestek. Ik heb hier nu vier dagen gegeten en steeds was het hetzelfde. Als we bij mijn ouders thuis nasi aten lag er alleen een lepel en een vork als bestek. Wanneer ik bij anderen kwam, waren ze verbaasd over dit gebruik, maar ik krijg hier al vier dagen lang geen mes, precies zo als ik van mijn ouders geleerd had.

Zaterdag ben ik naar de haven geweest. Hier liggen enorme houten boten, in diverse staat van ontbinding. De gaten tussen de planken wordt gedicht met stro. Ik zou niet denken dat het zeewaardige schepen waren, maar blijkbaar denken ze daar hier anders over. Daarna liep ik naar Kota, het oude centrum van Batavia. Ik bezocht hier een viertal musea (voor de gezamelijk prijs van iets meer dan 70 eurocent). Al deze gebouwen waren in oude Nederlandse gebouwen: een pakhuis, een uitkijktoren, een kerk en het oude gemeentehuis. De meeste van deze gebouwen waren in erbarmelijke staat. Toch wilde iedereen op de foto met een gedenksteen in het stadhuis. In Kota is nog wel het een en ander aan Nederlandse invloed te zien, verder was dat heel erg beperkt.

Gisteren ben ik naar de indonesische versie van het Openlucht museum geweest. Er waren veel (volgens mij niet helemaal autenthieke) gebouwen van alle windstreken van Indonesie. Als je niet te dicht bij kwam, leek het beton wel echt hout. Nadeel was dat er net als op safari in de Beekse Bergen, mensen met eigen auto door het park reden (uiteraard ook motoren). Die stonden dus ook overal geparkeerd. Daarnaast moest je voor elke attractie bijbetalen.

Grappig was dat er een dans-wedstrijd voor kinderen was. Allerlei kids in klederdracht (van 5 tot 25) die lokale dansen uitvoerden. Ze zagen er allemaal heel schattig uit. Ook was er een vogelpark waar ik wel wat mooie foto’s van vogels gemaakt hoop te hebben. In het Komodo-museum zat een (heel zielige) varaan. Dus mocht dat niet meer lukken, heb ik die in elk geval wel gezien. Ik heb voor het Tarcisius-jubileum in elk geval een mooie draak gefotografeerd.

Vanochtend ben ik, voordat ik met de trein naar Bogor ben gekomen, eerst even langs de Scoutshop gegaan. Dat viel een beetje tegen. Ik werd daar niet echt verrast, alleen was er een leuke portemonnaie met een scout-logo (uiteraard WOSM, Marjolein 😉 ). De treinreis naar Bogor (het voormalige Buitenzorg) verliep voorspoedig. Ik had een eerste klas kaartje van iets meer dan een euro en hoefde daarom niet op het dak te zitten. Dat is geen geintje. De trein ervoor was zo vol dat er tientallen mensen op het dak zaten. Op het station liep je over de sporen naar de uitgang en als er een trein in de weg stond, liep je daar gewoon dwars doorheen. Heel bijzonder.

Ik heb een mooi pension vlak bij het station. Daarna ben ik naar de Puncak-pas gegaan. Dat is een km of 30 buiten de stad en daar doe je twee uur over. De eerste stop was een thee-plantage. Ik had natuurlijk kunnen bedenken dat daar maandag niet gewerkt wordt omdat er op zondag niet geplukt wordt, maar daar had ik niet aan gedacht. Ik heb er wel wat foto’s gemaakt. Daarna ben ik naar boven gegaan. Volgens de LP is het een van de mooiste landschappen van West-Java, maar dat is behoorlijk verpest. Zowat langs de hele route staan kraampjes en doe-het-zelf restaurantjes, zodat je bijna nergens vrij zicht hebt. En
uiteraard als ik op een berg sta gaat het misten. Het was heel sfeervol, dat wel, maar of ik dat ook op beeld heb kunnen vastleggen, dat vraag ik me af. Ook stond er een standbeeld van een Indonesische scout.
Het eten daarnet was heel bijzonder. Nee, ik heb niet de gefrituurde goudvis gekozen, maar ging voor de Gurame (ook vis) met mango. Ze hebben de vis gefileerd en de stukjes vis a la Koeloe Juk gefrituurd, maar daarna hebben ze ook het skelet van de vis gefrituurd dat eerst op het bord gelegd en daar de stukjes vis op gedrapeerd, om zo te bewijzen dat je een hele vis hebt gekregen.

Morgen ga ik naar de grote botanische tuin hier in Bogor, wat ik de dag daarna doe ik ik nog niet zeker. Of door naar Bandung met de trein of via Cibodas en dan naar Bandung met de bus. Ik zal er eens een nachtje over slapen.
Groeten uit een broeierig warm Indonesië en tot een volgende keer,