Jamboree

Ik ben ondertussen weer thuis in Nederland, maar wil voor een ieder die mijn blog gevolgd heeft, mijn reisverhaal even afmaken. Mijn vorige bericht eindigde in Yuda Onsen de avond voor de Jamboree. In die nacht had ik besloten om een fiets te gaan huren in Yamaguchi en daarmee naar het terrein te fietsen. Een route van ruim 20 kilometer met volle bepakking in de volle zon was lang een beperkende factor, maar de nadelen wegen op tegen de voordelen. Dus voor 50 euro een fiets gehuurd voor ruim twee weken en daarmee naar Shin-Yamaguchi gefietst. Shin-Yamaguchi was een entry-point van de WJ en lag halverwege mijn fietstocht. Ik deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ik daar op de fiets aankwam en dus mocht mijn fiets mee met de bus. Dat scheelde een slok op een borrel!

Het Jamboreeterrein was een bijzonder terrein. Het was een bestaand evenemententerrein met veel sportaccomodaties en met heel veel parkeerplaatsen. Aandachtstrekker was een grote witte Dome, een halve bol die gebruikt werd als stadion. Het medewerkersrestaurant stond midden op zo’n groot parkeerterrein. Het medewerkerskampeerterrein was een parkeerterrein, waarop ongeveer 10 cm fijn grind (iets grover als schelpenzand) was gestort. Er was geen schaduw en het was er ongelofelijk heet. Ik was er minder dan een half uur tijdens het opzetten van mijn tent heb ik mijn bovenarmen verbrand.

Intermezzo voor de niet-Scouts. Wat is een Jamboree? De Wereld Jamboree is een vierjaarlijkse activiteit, waarbij Scouts uit de hele wereld elkaar ontmoeten. Een soort Olympische Spelen, maar dan zonder de competitie. Je kunt maar éénmaal in je leven als deelnemer mee: alle deelnemers zijn tussen de 14 en 18 jaar oud. Gelukkig hebben ze ook nog 3.000 medewerkers nodig om te zorgen dat deze kleine stad kan functioneren. Er is een ziekenhuis, een radiostation, twee supermarkten en alles wat een stadje van 33.000 mensen nodig heeft (ter vergelijking: dat is iets kleiner als Wageningen en iets groter als Vlissingen). Er zijn Scouts uit bijna alle landen van de wereld, dit keer waren er 150 verschillende landen. Ik heb zeker met mensen uit 120 landen gesproken in die twee weken: Seychellen, Nepal, Dominicaanse Republiek, Oekraïne, Syrië, Ethiopië, Quatar, Monaco, noem maar op …

Het Jamboree terrein is groot. Van mijn tent naar de tent waar ik de workshop gaf was ongeveer 1,7 km hemelsbreed, ruim 20 minuten lopen. Ik was dus erg blij met mijn fiets. Ondanks de grootte had de Japanse organisatie over een paar dingen niet nagedacht:

  • er was nauwelijks schaduw. Op de deelnemersubkampen viel dat wel mee, want iedereen had eigen keukendaken bij, maar op het medewerkerssubkamp, bij het restaurant en op de activiteitenvelden was erg weinig schaduw. We hebben met bamboestokken geprobeerd om de zijflappen van de tent te gebruiken om meer schaduwruimte te creëren.
  • Japanners nemen hun afval mee naar huis om het daar netjes te kunnen scheiden. Tijdens het proefkamp in 2013 hadden de Japanners dat ook gedaan, dus waren er nauwelijks afvalbakken, pas later in de week zouden die aankomen. Maar dan ook wel in grote hoeveelheden. Je kon alles scheiden in 21 verschillende bakken: papier, karton, pet-flessen, doppen van petflessen, glas, metaal, enzovoorts.
  • De nationale hobby van Japanners is in de rij staan. Overal sta je in de rij. Soms is dat handig, zoals op het station, maar als je drie kwartier in de rij staat voor je ontbijt, is dat toch wel wat minder prettig.

Japan is een land dat heel erg georganiseerd is. Alles gaat keurig via de regels, er is een duidelijke hiërarchie en er zijn overal formulieren voor. De Jamboree was ook zo geregeld. Dat werkt vast prima als er alleen maar Japanners zijn, maar regels, hiërarchie en formulieren zijn niet de zaken waar Nederlanders goed mee kunnen omgaan. (En gelukkig niet alleen Nederlanders). Laat ik een voorbeeld noemen. Omdat mijn workshop (zie verder) pas op de derde dag van de deelnemers begon (aankomst, opbouw en opening op de eerste twee dagen) en wij er als medewerkers als twee dagen voor de deelnemers moeten zijn, had ik in die eerste dagen veel tijd over. Een Nederlandse vriendin werkte bij het Rainbow Café en daar liep het allemaal nog niet zo goed. De Japanse organisatie had bijvoorbeeld bedacht dat als de Japanse bezoekers er waren het een café was en het pas na vijf uur ’s middags Rainbow Café mocht worden. Alle regenboogvlaggen en dergelijk zou uiteraard elke dag weggehaald moeten worden. Verder waren ze vergeten om interieur voor de tent te regelen, dus er was een grote tent met … niets. De eerste paar dagen heb ik daar wat meegeholpen. Tijdens de eerste dag dat er echt wat gebeurde, zat er een Japans jongetje in de hoek van de tent op een bankje. Er was een stroompunt in de tent, dus nam ik aan dat hij zijn telefoon aan het opladen was. Na een uur zat hij er nog steeds. Een uur later liep hij wat door de tent, dan eens in dit hoekje, dan weer in dat hoekje. Na enige tijd sprak ik hem aan met de vraag of ik hem kon helpen. Zijn reactie was dat hij geen problemen had. Oké! Of hij wist wat het Rainbow Café was? Ja, dat was voor seksuele minderheden. Juist! Of hij dat dan ook was? Een klein gniffeltje was het antwoord. Of hij dan mee wilde helpen? Zeker, want hij had zijn vrije dag. Omdat er in het team geen enkele Japanner zat en er op de bezoekersdagen zo’n 3000 Japanners zouden komen, leek het me handig om wel een Japans sprekend persoon in het team te hebben. Dus aan het eind van de dag vroeg ik of hij voor Rainbow Café wilde werken. Dat kon niet want hij had ander werk. Ja, dat snap ik, maar wil je het? Na veel heen en weer gepraat (via een mobiele telefoon, want Engels sprak hij niet goed genoeg), gaf hij aan dat hij wel wilde, maar niet wist hoe. We spraken de volgende morgen af bij het ontbijt. Tot mijn grote schrik versliep ik me die morgen. Dus ging ik naar hem op zoek en vond hem gelukkig nog wel. Ik sprak een Engelsman die daar ook werkte aan en die leidde me naar zijn directe chef, ook een Engelsman. Die was niet heel gelukkig met de transfer, maar hij zou het wel regelen. Ik kon hem meenemen. Mooi, dat is dan geregeld, dacht ik, maar we waren nog niet bij de uitgang of er klonk een keiharde NO, NO, NO door de tent. De Japanse deputy chief was niet akkoord. Dat ging zomaar niet! Dat moest officieel geregeld worden met een papiertje van Human Resources (HR). Hoe ik aan zo’n papiertje zou kunnen komen? Toen bleef de plaat hangen: HR, HR, HR. Een Amerikaanse dame gaf aan dat ik heel netjes mijn excuses had aangeboden en dat het regelen van zo’n papiertje vier tot vijf dagen zou kunnen duren. Dan was de Jamboree half voorbij. Maar goed ik naar HR. Daar het hele verhaal uitgelegd en toen bleek dat die Japanner mij een briefje mee had moeten geven, daarmee moest ik dan naar Rainbow Café en tenslotte naar HR. Nu zou ze even met haar chef gaan overleggen. Laat dat nu iemand zijn met wie ik in Gelderland training geef … Het benodigde papiertje was dus snel geregeld. Niet helemaal volgens de regeltjes, maar wel effectief. Ik met mijn papiertje aan het eind van de dag terug naar de Japanner. Ik heb het jongetje zelf het papiertje laten geven. Binnen drie stappen was de Japanner bij de telefoon, hij bulderde er vijf minuten in, maar maakte toen een buiging naar het jongetje en gaf hem een hand. Hij kon vertrekken. ’s Avonds vroeg iemand aan het jongetje of hij nu in Rainbow Café mocht blijven en hij had de tranen in zijn ogen. Het bleek uiteindelijk dat het een MtoF-transgender was en dat ze in Rainbow Café helemaal op haar plek zat.

Unity through peace team

De workshop die ik deed heette Unity through Peace. Dit was een workshop die door Scouting Nederland werd aangeboden aan de Jamboree. We zochten een spel dat zou aansluiten bij Den Haag – Vredesstad. Alle spelen die ik op internet vond rondom het thema vrede waren gericht op de basisschool en niet op jongeren. Uiteindelijk kwam ik in contact met Stichting Upact, die het spel Regel de Wereldvrede hadden. Dit spel is een rollenspel, waarbij de deelnemers verschillende partijen in het conflict zijn. Om te voorkomen dat er deelnemers uit een bepaald land aanwezig zouden zijn tijdens de Jamboree, hebben we een fictief land Bambilia bedacht, met een niet nader te noemen geloof (de basis-ideeën van alle orthodoxe geloven komen toch op hetzelfde neer als je kijk naar positie van de vrouw, omgaan met het rechtssysteem en de tolerantie naar anderen). Het was een workshop geheel in het Engels en de deelnemers probeerden in een aantal spelronden. Onze workshop was onderdeel van het Global Development Village, waar nog meer workshops over vrede, milieu, gezondheid, mensenrechten en dergelijke waren. Deelnemers kwamen een ochtend of een middag langs op het GDV. Andere activiteiten waren: Peace (naar Hiroshima Peacepark), Science, Nature, Community Service en Water.

Als verzamelaar van Scouting-objecten wilde ik natuurlijk een Jamboree vlag hebben. Nu waren die niet te koop in de ScoutShop en waren er erg weinig op het terrein. Tevens ging het gerucht dat het meenemen van een vlag op 24 dagen cel kwam te staan. Omdat de supermarkt op het terrein niet de ijsthee had, die ik de rest van mijn verblijf in Japan had gedronken, ging ik zo nu en dan met de fiets naar de supermarkt in het dorp. Op weg naar de supermarkt hingen twee vlaggen, één bij het postkantoor en één er tegenover. Toen ik bij het postkantoor ging vragen of ik na de Jamboree de vlag mocht hebben, was het antwoord, dat dat niet ging omdat hij niet wist wat er met de vlag moest gebeuren. Dus ik naar het gebouw aan de overkant. Ik dacht dat het een bibliotheek was (zo zag het er van de buitenkant uit), maar het bleek een kantoor. De dame die er werkte ging helemaal uit haar dak zodra ik binnenstapte. Maar kon uiteraard niet zelf beslissen over de vlag, dat moest haar manager doen. Die liep naar het magazijn en kwam met twee gloednieuwe vlaggen terug. Of ik die wilde hebben (Jaaaa!) in ruil voor drie dasklompjes had ik dus twee mooie vlaggen gescoord. Uiteraard heb ik veel badges geruild. Ik heb ze nog niet precies uitgezocht, maar ik schat dat ik ergens tussen de 95 en 100 contingentsbadges heb kunnen ruilen. Daar ben ik erg blij mee.

Na de Jamboree nog een dagje Fukuoka gedaan en de ruïnes van een kasteel en wat tempels bezocht. Daarna door naar Korea. Ik had hier een flinke overstaptijd en ben dus nog een aantal uren de stad in gegaan, met onder meer een bezoek aan het Changdeokgung paleis, dat op de Werelderfgoedlijst staat.

Een nu weer thuis. De was is gedaan, maar er staat nog een stuwmeer aan mails om te beantwoorden en ik heb 8 gieg aan foto’s gemaakt, die uitgezocht moeten worden. Ik hoop dat jullie met plezier mijn blog hebben gelezen en misschien tot op een volgende reis.