Laatste bericht uit Indonesië

De avond valt in Sanur en ik maak me op voor de laatste nacht in Indonesië. Morgen om 4 uur in de middag vertrekt het vliegtuig via Hong Kong naar Nederland, waar ik in de vroege ochtend van de 15e aankom op Schiphol. Maar dat is morgen pas.

 

In Ubud ben ik zoals gepland naar het Bali Bird Park geweest. Het was dinsdag dus er waren weinig bezoekers, dus dat is altijd mooi. Verder was er een programma door de dag heen: roofvogel show, voeren van de Java vogels, voeren van de Bali vogels, voeren van de Komodo varaan enz. Van half 11 tot vier ben ik bezig geweest. Blijkbaar kunnen de andere toeristen slecht lezen, want op een aantal plaatsen was niemand anders. Dus mocht ik de Komodovaraan een van de drie kippen voeren (die gingen erin alsof het tussendoortjes waren, maar hij krijgt maar twee keer per week eten). Ze gaven hem dode vogels en geen levende omdat het beest er te agressief van zou worden. Ook bij het voeren van de Java vogels was niemand anders, dus voerde ik de Paradijsvogel krekels en de lorries havermout met banaan en honing. Ik heb er veel foto’s gemaakt, doordat ze van die grote doorloop kooien hadden ging dat heel goed. Op de terugweg kwam ik door het dorpje Mas met veel houtsnijwerk. Je kon zowat elke afbeelding in hout kon krijgen van 2 cm tot 5 meter groot.

De volgende dag heb ik een fiets gehuurd. Het leek me zo idyllisch, althans zo werd het in de film getoond (Eat Pray Love met Julia Robberts) Julia fiets er met schijnbaar gemak door de oneindige rijstvelden. Ik weet niet waar ze die scenes hebben opgenomen, maar niet in Ubud. Allereerst is het er niet vlak (tenzij je de Grebbeberg vlak noemt) en verder zijn de meeste wegen gedecoreerd met huizen en met galerieën. Alleen als je echt binnendoorweggetjes neemt, dan kom je zo nu en dan rijstvelden tegen. Maar rijstvelden bestaan bij de gratie van stromend water, dus van hoogteverschillen. Je voelt hem al: hier was het helemaal niet vlak. Als doel had ik Taman Ayun genomen, een koninklijke tempel. Die was op zich wel mooi, maar goed dat het fietsen zelf ook een doel was, anders was het wel tegen gevallen. Op de terugweg ben ik omgereden via Mas, want mijn moeder reageerde in de mail die ik de avond ervoor pas las, dat ze wel een houtsnijwerk
wilde. Al aan het begin van de dag kwam ik er een tegen, maar dan moest ik er de hele dag mee sjouwen (er zat geen bagagedrager op de mountainbike) en dat leek me niet echt handig. Uiteindelijk vond ik wel een mooi beeld voor ongeveer 25 euro, maar toen ze de toonzaal opnieuw geschilderd hadden, waren ze vergeten (jaja) om de beelden eruit te halen. Dus overal zaten roze spetters. Zelfs nadat ze hem hadden schoongemaakt zag ik nog her en der roze. Dus besloot ik dat maar niet te doen. Een aantal galerieën verder vond ik een veel mooier exemplaar, van donker hout. Alleen de prijs was een beetje een probleem: $500. Dat leek me geen goed idee. Al snel zakte de prijs naar $250, maar zelfs dat vond ik teveel. Ik gaf aan dat mijn budget 1 miljoen ruppiah was (zo’n 85 euro), dus kon anderhalf miljoen ook wel. Ik hield voet bij stuk en toen was dat ook goed. Alleen bleek ik niet genoeg geld bij te hebben (ik was wel naar de pin automaat geweest, maar dat betreffende exemplaar had mijn kaart niet geaccepteerd en daarna was ik het vergeten), maar IDR 850.000 was toch echt niet genoeg. Er zat niets anders op om naar Ubud te fietsen (3 km bergop), te pinnen en terug te rijden. Dus heb ik nu een enorm pak in mijn rugzak zitten. Nu maar hopen dat het in de smaak valt.

 

De volgende ochtend zou ik naar Sanur gaan, Ik had al een kaartje voor de bus van half 1, maar er zou een crematie van een lid van de lokale koninklijke familie worden gecremeerd. Gelukkig kon ik mijn bus verplaatsen naar halfvier. Het begon allemaal al in de ochtend met dans-optredens en gamelan-orkesten. Daarna werd met groot vertoon de kist in een meters hoge toren gedragen. Vervolgens werden drie enorme stieren, elk gedragen door meer dan 100 mannen, naar de crematietempel (Pura Dalem) gedragen, zo’n anderhalve kilometer verder. Gevolgd door de twee torens. Vanaf het café waar in de afternoon thee had gedronken, had ik een heel mooi uitzicht (en een goede ijsthee gaat er altijd wel in). Bij aankomt bij de tempel werden de achterwerken van de stieren open gezaagd en gehakt, zodat in elk van de stieren een kist kon (er waren drie mensen tegelijkertijd), de rest van het gat werd opgevuld met allerlei graf-giften: vooral bloemen, etenswaar en stof. Dan werd de deksel er weer op gedaan en de sokkel volgestort met houtskool. Dan werd er een behoorlijke hoeveelheid brandbare vloeistof in gespoten en met een wierookstokje werd het aangestoken. Binnen mum
van tijd stonden de drie stieren in lichterlaaie. Precies op tijd overigens, want ik moet wel doorlopen om de bus te halen en onderweg toch het kadootje voor Lisette te kopen.

Het hotel in Sanur ligt midden in het stadje. Ik denk dat het stadje het best te vergelijken valt met Valkenburg. Het barst er van de toeristen, zo’n beetje van de generatie van mijn ouders en ooms en tantes. De bungalow is wel okee, niet heel bijzonder, maar ook niet slecht. Het ontbijt is wel goed.

Vrijdag ben ik naar Tanah Lot gegaan, dat is een tempel op een rots in zee. Heel fotogeniek hoe de golven op de rotsen stuk slaan. Wel bijzonder was het golfveld wat er naast lag. Je stond te goven met het heiligdom in zicht. Op de terugweg heb ik Denpasar bezocht. Daar is niet veel aan (hoewel het de hoofdstad van Bali is). Het Bali museum was een van de highlights, maar toen ik er kwam was dat gesloten. Nou ja, als ik de bewakers het bedrag van het ticket gaf, kon ik ook wel naar binnen. Of de helft was ook goed. Nee, dat mocht ik geen corruptie noemen.

Gisteren was de Oost-Bali excursie. Dat was zeker de moeite waard. het begon met de vleermuis-tempel en anders dan in de olifantengrot, waren hier wel (heel veel) vleermuizen. De volgende stop was een dorpje waar de oorspronkelijke bewoners van Bali woonden. Het was 400 zielen groot en er mocht alleen binnen de eigen gemeenschap getrouwd worden; dat deze ze al sinds de komst van de Javanen in de 11e eeuw. Van inteelt en eiland-theorie hadden ze nog nooit gehoord. Ik snap er niets van, volgens mij is dit volk zo ten dode opgeschreven. Ze maakten wel mooie “boeken” van palmbladeren, die ze inkrasten en dan met houtskool inkleurden. Erg gaaf.

Daarna reden we naar het waterpaleis van Tritagangga. Een mooie tuin met vele vijvers en beelden. Vanwege de regen schuilden we in het restaurant, waar we lunchten. Daarna is het de rest van de dag droog gebleven. Na de regen heb ik een aantal mooie foto’s in de tuin gemaakt.
De volgende stop was Pura Besakih, de belangrijkste tempel in Bali. Het tempelcomplex ligt tegen de vulkaan Agung aan, wat de hoogste berg van het eiland is. Ook dit leverde weer vele mooie beelden op. Op de terugweg reden we via Danau Batur, iets wat voor mij een verrassing was. Dit meer stond wel op mijn lijstje, het is het grootste meer op het eiland. Helaas begon het wel een beetje te misten. Al met al was het donker toen we terug waren in Sanur. We maakten een afspraak voor morgen en gingen uiteen.

Helaas werd de afspraak afgezegd en ook samen eten zat er niet in, dat vond ik wel jammer, maar je kunt niet alles hebben. Dus ben ik alleen naar Ulun Watu geweest. Deze tempel staat op een rotspuntje helemaal in het zuiden van Bali, meer dan 12100 km van huis. Ook de omgeving is erg de moeite waard. Er was een begraasd maquis-landschap vol met vlinders en vogels. Ik denk dat ik in het half uur zeker 25 verschillende vlinders heb gezien. Woest fladderende witte, egelant glijdende zwart-witte, op de modder zittende oranje, iets wat op een Luzernevlinder leek, blauwtjes, citroengele vlinders, fluoriserend blauwe, die geen moment stil zitten. Een overvloed.
Een motor bracht me daarna naar Nusa Dua, het strandresort stadje op een schiereiland. Het strand was vol bootjes en toeristen, maar aan de binnenzijde bij het binnenmeer was een mangrovebos. Ook hadden de resorts samen een soort van rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Daar stond wel “Dilarang”, maar soms is het handig om de domme toerist uit te hangen en dus ging ik gewoon naar binnen (Dilarang betekent dus verboden 😉 ). Deze RWZI was enorm groot. Ik trof er een ingenieur, die vertelde dat het allemaal wel beter kon, maar dat het een goed begin was. Er was in lek genoeg vogelleven: felblauwe ijsvogels, tenminste drie soorten zilverreigers, een soort aalscholver en majestueuze purperreigers.

En dat brengt me dus bij nu. Ik hoop dat ik jullie een beetje inzicht in mijn reis heb kunnen geven. Een laatste groet uit Indonesië.

Plaats een reactie