Ubud

Ik zit nu in Ubud, het is hier bijna dertig graden en de avond valt. Voordat ik ga eten is dit dus een goed moment voor een mailtje. In de afgelopen dagen heb ik weer veel gedaan.

Het begon met de reis van Permuteran aan de kust naar Candi Kuning in de bergen. Op de valreep had ik een mailtje van Pieter gezien om op zoek te gaan naar informatie over een familielid. Op weg van Permuteran naar Singaraja (de grote stad aan de noordzijde van Bali) zou ik er langs komen. Dus terwijl ik in de bemo zat, keek ik goed of ik ergens een uithangbord zag, maar toen dat niet het geval was, reed ik door de badplaat Lovina naar Singaraja. Ik werd afgezet op het
westelijke busstation. De bus naar Candu Kuning zou op het zuidelijke bustation vertrekken. Net zo iets als Parijs dus, alleen is daar het vervoer tussen de stations goed geregeld. Hier niet. Omdat ik ook een ATM (= pinautomaat) nodig had, besloot ik te beginnen te lopen, maar het was verder als ik had gedacht en warm, dus accepteerde ik een (betaalde) lift van 1 euro van een motorrijder. Op het busstation begon het inmiddels bekende wachten. Er zijn geen vaste vertrektijden.
Het busje vertrekt als het vol is. Dan bedoel ik ook echt tot de nok toe vol: 17 personen plus bagage (en je kent mijn rugzak) en dan nog de chauffeur. Dat duurt dus meer dan een uur. De rit van 30 km naar het zuiden slingerde door de bergen en dat gaf een mooi uitzicht en veel tamelijk gevaarlijke situaties. Zelfs op wegen met haarspeldbochten wordt (ondanks een herhaald verbod) overal ingehaald. Om drie uur was ik in het dorpje, maar bij de uitgezochte home-stay
was niemand thuis, dus eindigde in een andere: mooie kitschy kamer, met soms warm water en een TV met lokale zenders.

De rest van de middag heb ik doorgebracht bij een tempel aan het water. Nou ja, zoals de Kleine zeemeermin in Kopenhagen aan het water staat. Als je wilt kun je erheen lopen, maar toch wel een mooi beeld.

 De dag erna ben ik naar de grote botanische tuin van Bali geweest. Die ligt 500 meter van het hotel af, dus toen de mist overging in regen, kon ik even terug om mijn paraplu op te gaan halen. Het beleef de hele ochtend miezeren. Van het veel beloofde Lake view kam dan ook weinig terecht. Bij de orchideeënkas viel ik op en een ijverige conservator liet me alle bloeiende exemplaren zien, ook die in de kassen die op slot zaten en waar “staf only” op stond. Daardoor heb ik ondanks dat er weinig bloeide toch zeker 25 bloeiende soorten gezien. Van de meesten wist hij de naar, maar soms bleef het steken op “sp.”, want dan hadden ze de soort, die meegekomen was van een expeditie nog niet gedetermineerd. Toen we buiten verder gingen met de orchideeën was het inmiddels droog geworden, dus de rest van de ochtend kon ik in alleen mijn fleece verder wandelen. (Die fleece was wel prettig, want we zaten daar best hoog in de bergen).

Tegen tweeën had ik het park wel gezien. Toen waren er twee opties: naar de tweeling waterval, die op mijn lijstje stond of een goede daad verrichten. Ik koos voor het laatste (achteraf de goede keuze, want toen we de waterval later passeerden stortregende het). Ik ging dus naar een warnet om te kijken of ik een reactie had op de mail die ik naar het familielid van Pieter had gestuurd. En ja, die was er. Ze had zelfs proberen te bellen, maar er was geen contact geweest (Oja, ik heb hier een telefoontje op de kop getikt en kan dus sms-en bellen. Heel handig voor lokale contacten.) Ik stuurde achter de mail een sms-je aan. Daarna ging ik via een echte bakker terug naar de home-stay. Nog voor ik mijn tweede broodje op had belde Mieky (zo heet de dame in kwestie, dat is wat handiger voor het verhaal). Ze wilde wel ingaan op de vraag die Pieter had, maar liefst persoonlijk. Dus zat ik om drie uur weer in een bemo die me naar Singaraja terugbracht (wel het goede busstation, tot mijn grote opluchting). Onderweg regende het volop, zodat ik met een heel gerust hart voorbij de watervallen reed. In Singaraja kon ik snel (en dus droog) overstappen in een bemo naar het westen. De chauffeur zette me af aan het begin van een onduidelijke weg richting strand. Navraag bij mensen ter plaatste bleek het wel de goede weg. Terwijl het nog een beetje regende liep ik de 2 km richting het strand. De slootjes aan weerzijden van het smalle weggetje kolkten van de overvloedige regen, maar ik bleef redelijk droog. Om half zes kwam ik aan. Zo ontmoette ik Mieky. Een bijzondere vrouw met een witte villa, door een zwembad en een vijver met witte lotussen gescheiden van zee. Tot zeven uur hebben we een heel prettig gesprek gehad, waarbij ze me als ongenode gast zelfs een maaltijd aanbood. De taxi die me terugbracht naar mijn hotel, geheel op haar kosten, de taxichauffeur wilde geen geld van me aannemen. Dit was al geregeld met de “villa”. Terugkijkend heb ik zeker geen spijt van mijn goede daad.

De volgende ochtend was ik vroeg wakker, dus liep ik naar de markt voordat ik op gehaald werd. Via internet had ik contact gelegd met een jongen die bij een touroperator werkt. Hij had me ook het hotel in Permuteran aangeraden. Hij had kritisch gekeken naar het reisschema dat ik voor de laatste dagen had gemaakt. Dat werd nodig omdat ik teveel wilde in te weinig dagen. Dus geen Komodo en ook niet langs bij het adoptie-gezin van vrienden van mijn moeder. Doordat Yonki tips had gegeven over mijn schema, kreeg ik iets meer ruimte en kon ik vandaag via de mooiste reisvelden van de wereld, althans, ze zijn UNESCO-werelderfgoed. Ze zijn inderdaad wonderschoon. Zo ver het oog reikt liggen rijstterrassen tegen de berg aan. Ook bezochten we nog een tempel onderweg. Aangezien Yonki niet hoefde te werken op zondag vergezelde hij me. Bij de tempel zagen we een IJsvogel en twee vechtende/parende arenden.

Ubud is een bijzonder stadje. Het bestaat zowat geheel uit tempel, restaurants, hotels en galerieën. Kunst uit heel Indonesië (en ver daarbuiten, getuige de giraffen en pinguins) is hier te koop in allerlei vormen: batik, t-shirt, houtsnijwerk, vliegers, sieraden, schilderijen, aardewerk, te veel om op te nemen. Overdag is het in de buurt van de markt (die dezelfde spullen verkoopt, maar dan een kwaliteit minder) vreselijk druk, maar tegen het vallen van de avond verdwijnen de meeste auto’s en die nemen de toeristen mee terug naar het strand. Het is een vewesterde vorm van Luang Prabang (Laos), maar zeker niet onplezierig. Yonki heeft een goede smaak voor hotels, want ook deze is weer fantastisch: een mooie kamer met een groot bamboe-bed en een luxe badkamer met ligbad. Maar vooral de sfeer van het hotel is heel mooi: traditioneel en rustig.

 

Vandaag heb ik een tour gedaan in de omgeving. Eerst naar de monkey-tempel, waar honderden makaken het bos rondom de tempel bewonen. Daarna naar een oude grot uit de 14e eeuw, met drie lingua’s. Vervolgens naar een nog oudere plek waar negen grote (lees: heeeeeeel grote) schrijnen in de rots zijn uitgehouwen. Daarna naar een tempel die gebouwd was rondom de bron van een rivier. In de heilige vijver kon je het water echt omhoog zien borrelen. In die vijver stonden (onder water) ook varens. Langs de stenen oevers leefden kikkers en slangen. Verder was er een grote vis, zeker een meter lang, die wel iets weghad van een paling en die de geestelijke in de tempel iets van “dulit” noemde. Op de terugweg kwamen we weer langs mooie rijstvelden, die door de bewoners van de vallei tegen betaling waren aangelegd, zodat er door de aanwezige galerieën meer bezoek werd gegenereerd. Dat werkte wel! Ik eindigde waar ik begon, bij de monkey tempel, want vanochtend waren de tempels nog niet open.

Daarnet heb ik een fantastische afternoon tea gehad: Earl Grey, een rode vruchten ijsthee en een houder met 8 handgemaakte bonbons. Jammer dat de temperatuur hier het niet echt mogelijk maakt om meer chocolade te eten, maar deze kwamen uit de koeling en waren heerlijk. Het geheel werd overigens afgemaakt dor drie aardbeien, in chocolade gedompeld.

Morgen ga ik naar het grote bird-park met meer dan 100 soorten lokale vogels. De dag daarna ga ik rondrijden in de omgeving (als ik het goede begrepen heb op een fiets, maar misschien hebben ze alleen brommers/motoren), om weer een dag later te verhuizen naar mijn laatste verblijfplaats op Bali: Sanur.

Het verzamelen van kadootjes en souvenirs gaat goed. Voor Iris, Thijs, Ricardo, Raymond, Bas en Thijs (van Kitty) en voor de verjaardagen van Rolien en Mariëlle ben ik geslaagd. Ik twijfel nog voor Els (misschien iets te banaal) en Lisette (iets, ahum, over het budget), Laura (wat geef je een meid van 14?) en mam (geen sneeuwstormen in Indonesië, en ja wat dan, het is allemaal zo nutteloos: sla-couvert, een fraai uitgeholde kokosnoot, waar je een waxinelichtje in kunt zetten, zeep, placemats, bewerkte doosjes, houten beeldjes …).

Het duister is gevallen, ik ga op zoek naar een restaurant. Vanuit een heerlijk ontspannen, lekker warm Ubud, wens ik jullie allemaal het allerbeste.

Plaats een reactie